-
1 een riem vastgespen
een riem vastgespen -
2 een riem omdoen
een riem omdoenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een riem omdoen
-
3 een riem omgespen
een riem omgespenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een riem omgespen
-
4 riem
1 [gordel] belt2 [snaar, drijfriem] belt3 [band om iets vast te binden] strap 〈aan schoen/horloge〉 ⇒ belt 〈 over schouder〉, sling 〈van fototoestel/kijker/geweer〉, leash 〈 van hond〉4 [meervoud] [veiligheidsgordels] seat belts5 [roeispaan] oar6 [hoeveelheid papier] ream♦voorbeelden:schoenen met riempjes • strap shoes5 de riemen strijken/opsteken • lower/raise the oars〈 figuurlijk〉 (men moet) roeien met de riemen die men heeft • (one must) make do/manage/make shift with what one has (got), (one must) make the best of it -
5 een hart onder de riem steken
-
6 iemand een hart onder de riem steken
iemand een hart onder de riem stekenremonter le moral à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand een hart onder de riem steken
-
7 zijn riem een gaatje losser doen
zijn riem een gaatje losser doenDeens-Russisch woordenboek > zijn riem een gaatje losser doen
-
8 iemand een hart onder de riem steken
iemand een hart onder de riem stekenhearten someone, buck someone upVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een hart onder de riem steken
-
9 undo a belt
een riem losgespen -
10 belt
n. riem; ketting; gebied--------v. omgorden, aangorden; een rammel gevenbelt1[ belt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gordel ⇒ (broek)riem, ceintuur♦voorbeelden:hit below the belt • onder de gordel slaan/treffenunder one's belt • in zijn bezit, binnen————————belt2〈 werkwoord〉2 een pak slaag/rammel geven (met een riem)3 van een riem/gordel/band voorzien♦voorbeelden:¶ belt out • brullen, bulken→ belt up belt up/ -
11 belting
-
12 strapped
adj. vastgemaakt (met een riem); met een riem geslagen -
13 cran
-
14 buckle
n. gesp; uitsteeksel--------v. kromtrekken; wankelen, bezwijken; (vast)gespen, aangespen, ontwrichtenbuckle1[ bukl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gesp————————buckle21 met een gesp sluiten/vastzitten ⇒ aangegespt (kunnen) worden2 kromtrekken ⇒ ontzetten, ontwricht raken3 wankelen ⇒ wijken, bezwijken♦voorbeelden:the ends of this necklace buckle together at the back • de uiteinden van deze ketting zitten van achter met een sluiting vast3 despite our efforts we buckled under their attack • ondanks onze inspanningen wankelden we onder hun aanval→ buckle to buckle to/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)gespen ⇒ aangespen, omgespen2 ontwrichten ⇒ ontzetten, (uit/ver)buigen♦voorbeelden:1 buckle up a belt • een riem omdoen/gespen -
15 ceinturer
ceinturer [sẽtuuree]〈 werkwoord〉1 een riem omdoen aan ⇒ omgorden, omringen♦voorbeelden:ceinturé d' un ruban bleu • met een blauwe band om het middelv1) omgorden, omringen -
16 buckle up a belt
buckle up a belteen riem omdoen/gespen -
17 chaparajos
n. (uit Spaans) leren beenstukken, leren beenkappen verbonden met een riem of veter ter bescherming over de broeken gedragen door cowboys -
18 déboucler
-
19 passant
passant1 [paasã],passante [paasãt]〈m., v.〉————————passant2 [paasã]1 druk♦voorbeelden:m (f - passante)voorbijganger/-gster -
20 vastgespen
См. также в других словарях:
Ruder — 1. Das Ruder im Land ruht am besten in Einer Hand. »Regierungsruder muss nur einer führen.« (Chaos, 970.) 2. Das Ruder muss führen, wer es zu fuhren gelernt hat. 3. Der eine steht am Ruder1, der andere am Bug2. 1) Hintertheil des Schiffs. 2)… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wieteke van Dort — Louisa Johanna Theodora (Wieteke) van Dort (Surabaya, Dutch East Indies, May 16, 1943) is a Dutch actress, comedienne, singer, writer and artist. She has appeared on many children’s television programs and is best known for her Dutch Indonesian… … Wikipedia
Honig — 1. Aussen Honig, innen Galle. Mhd.: Ûzen hönik und innen gall. (Suchenwirth, XXIV, 238.) 2. Das ist schlechter Honig, den man erst mit Zucker süss machen muss. 3. Der bekommt keinen Honig zu lecken, der sich von der Bienen Stachel lässt schrecken … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Werth (Adverb.) — 1. Der ist eins dings nicht werth, der nicht das Hertz hat, dass er s begehrt. – Lehmann, 66, 21; 100, 7. 2. Der ist wenig werth, der sich um seinen guten Namen nicht wehrt. 3. Die sind werth zu leben, die jedem das Seine geben. Holl.: Zij zijn… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Willem Wilmink — (Enschede, 25 october 1936 ndash; 2 august 2003) was a Dutch poet and writer. He was best known for his the large number of songs he wrote for popular children programs. Wilmink was born in Enschede and studied Dutch and history at the University … Wikipedia
Jancko Douwama — was a Frisian nobleman who fought to free Friesland from foreign rule.He was born in 1482 into a Vetkoper ‘hoofdelingen’ or ‘untitled noble’ family near Oldeboorn, Friesland. [Fryslan, staat en macht 1450 1650: Bijdragen aan het historisch… … Wikipedia
Marion Bloem — Marion Bloem, Indo author, 2007. Born August 24, 1952(1952 08 24) Arnhem, Netherlands Occupation Author … Wikipedia
Schürze — Jeder Schürze nachlaufen: in jede Frau verliebt sein, rasch entflammt sein und daher verschiedenen Mädchen oder Frauen seine Liebe erklären. Vergleiche französisch ›aimer le cotillon‹. Ähnlich Hinter jeder Schürze her sein und In jede Schürze… … Das Wörterbuch der Idiome
Leder — 1. Altes Leder will viel Schmiere. Dän.: Gammel lædder vil have meget smøre. (Prov. dan., 371.) 2. Am leder lernt der Hund endlich das kalb gar essen. – Henisch, 888, 56; Petri, II, 13. 3. Aus eines andern Leder ist gut Schu machen. – Eyering, I … Deutsches Sprichwörter-Lexikon